How do you do (it)? Over onze artsencultuur en wat jij kunt doen om je collega te helpen.
‘Alles goed?’ Wat is jouw standaard antwoord op deze vraag? Artsen zeggen bijna altijd ‘prima, en jij?’. Logisch ook, zo ben je er snel vanaf en als het echt niet goed gaat, is er niet de ruimte om dat even uit de doeken te doen. Maar wanneer vertellen we elkaar dan wel hoe het zit? Bij wie ga jij te rade als je echt ergens mee zit?
Op zo’n vraag kun je ook moeilijk een negatief antwoord geven. De vragensteller verwacht een positief antwoord, hoe onrealistisch dat ook is. Maar wat doe je als je echt ergens mee zit? Artsen hebben moeite om hulp te vragen als het NIET goed gaat. Van dokters wordt vanuit de selectie en opleiding al vroeg verwacht zelfredzaam te zijn. Hoe vaak heb je zelf niet slaap, een maaltijd of een toiletbezoek uit- of afgesteld om er voor je patiënten te zijn? Als het al moeilijk is om dit soort primaire (levens)behoeften weg te drukken, hoe lastig is het dan voor artsen om gevoel, frustratie en emotionele pijn en uitputting aandacht te geven? Uitval en ziekte passen immers bij onze patiënten en niet bij de artsenrol. Dat komt ook nooit goed uit, want als je uitvalt: wie neemt het dan van je over? Mijn grote leermeester Michael Kaufman die een van de oudste en beste Physician Health Programs in Canada startte heeft een serie stukken geschreven over een moeilijk te vertalen begrip: Civility. De vertaalwoorden welgemanierdheid, beleefdheid en hoffelijkheid dekken voor mij niet de lading. Hij beschrijft daar waarom het zo moeilijk is voor artsen om in actie te komen. In eerdere stukjes gaf ik voorbeelden van de drempels die artsen moeten nemen. Wat beter werkt is om in actie te komen. Eigenlijk is elke actie geoorloofd, alles beter dan niets doen! Het gaat er om verantwoordelijkheid te nemen en hij geeft alternatieven voor de zo verleidelijke drogredenen om vooral een bystander te blijven: “Als ik niets doe, doet waarschijnlijk niemand iets en blijft de situatie bestaan, of wordt erger ,”mijn collega zit misschien in de problemen, ik neem het risico dat hulp bieden fel wordt afgewezen“, of: “Ik overleg met een ander wat mijn volgende stap zal zijn”. Een simpele vraag als: ‘gaat het (wel)?’ kan een opening zijn naar je collega. Vaak herhalen is waarschijnlijk nodig om respons te krijgen, als die al volgt… wij dokters zijn soms stugge stijfkoppen.Ook als er geen reactie komt, wordt het de anders duidelijk dat zijn of haar gedrag opvalt en er waarschijnlijk actie nodig is.
Toen ik zelf na mijn tropenjaren als ervaren arts weer vanaf de bodem moest beginnen als AIOS in een UMC en ik na een echtscheiding niet meer wist hoe ik verder moest, waren mijn directe collega’s een enorme steun. Eerst hield ik me groot, maar doordat ze voor mij een veilige haven vormden, durfde ik mijn wat gas terug te nemen en voorzichtig te delen wat er van binnen gaande was (dank collega’s!). Wat helpt? Intervisie en een soort life-line afspraak met een kleine groep vertrouwelingen waarbij we elkaar laagdrempelig bellen als er wat loos is. Bij grote veranderingen of ingrijpende kwesties went ik me tot een coach die me spiegelt en mijn innerlijke kompas kalibreert. Allemaal zaken die je niet standaard met je artsenbul meekrijgt.
Misschien heb je al deze tips helemaal niet nodig. De kans dat je een collega tegen het lijf loopt die er wel behoefte aan heeft is veel groter. Wil je dit trainen en bestendigen? Neem contact mt me op!
Laat me weten wat ik kan betekenen,
Hans
Geef een reactie